NovaNutria Welness Products

Wat u moet weten over Dieten

Home
Wat u moet weten over Dieten
Diamond Diet
Coffee & Co
Vrije radicalen en Anti-Oxydanten !!
Research
Grondstoffen
Distributeur worden!
Persberichten
vitalformula99
Dynamizer
NIEUW!!! Personal Training
Bestelnrs en Prijzen

Word Ad-Club Member en ontvang 20% Korting op uw Bestelling!!


Diëten: zin of onzin?

"Dik wordt diegene, die te veel eet - of niet dan?!

Dat is de wijdverbreide mening over het ontstaan van overgewicht en klopt weliswaar enerzijds, anderzijds is deze uitspraak echter te oppervlakkig en daarom zouden de volgende aspecten hoe het onder bepaalde omstandigheden tot overgewicht kan komen, toegelicht worden:

  • de betekenis van erfelijke aanleg
  • veranderd eetgedrag
  • de energiehuishouding van het lichaam
  • familie en omgeving
  • verstoord eetgedrag
  • bewegingstekort

Erfelijke aanleg:

Een veelvoud van wetenschappelijke studies tonen aan, dat overgewicht minstens voor een derde door de erfelijke aanleg (genen) van een mens veroorzaakt worden. Zo is bijvoorbeeld de basisomvang voor een bepaald deel erfelijk bepaald. Dit verklaart dat mensen bij een gelijke calorietoevoer volledig verschillend met hun gewicht daarop reageren kunnen. Daarnaast bestaan er aanwijzingen, dat de erfelijke factoren ook medebepalend zijn voor ons eetgedrag. Volgens deze zogenaamde "set-point-theorie" stuurt het menselijke organisme altijd weer op haar individuele gewicht af.

Soms ligt dit gewicht een beetje boven, soms een beetje onder het zogenaamde "ideale gewicht". Maar helaas leidt overmatig eten als tot de vorming van een groter aantal vetcellen en daardoor tot een hoger set point, die het lichaamsgewicht later reguleert. Welke rol de genen ook spelen, niet het overgewicht zelf wordt geërfd, maar de aanleg daarvoor. Dit is o.a. daaraan te herkennen, dat de erfelijke aanleg van de midden-europeanen in de laatste 100 jaar zeker niet verandert zijn. Toch is het in Midden-Europa tot een snelle stijging van het overgewichtprobleem gekomen. Zo heeft iedereen zelf in de hand of hij/zij bij een verstandige eet- en levenswijze ook bij "negatieve" erfelijke aanleg zijn ideaalgewicht op lange termijn duurzaam stabiel kan houden.

Veranderd eetgedrag

In de afgelopen 100 jaar hebben zich de eetgewoonten, vooral in de industrielanden fundamenteel veranderd. Deze veranderingen staan volgens wetenschappelijke bevindingen in direct verband met de toename van de overgewichtproblematiek in die landen. Zo bestond de voeding rond 1900 in de Benelux nog voor 60-70% uit koolhydraten en voor 20-25% uit vet. Vandaag de dag wordt veel meer vet verteerd. Zo stammen ca. 40-45 % van de totale voedingsenergie uit vet en dit overwegend uit vet van dierlijke herkomst. Bovendien bestaat vandaag de dag het koolhydraataandeel, dat bij 40-45% ligt, toenemend uit minderwaardige koolhydraten, zoals bijv. fabrieksuiker en niet meer zoals toen uitsluitend uit aardappels en graanproducten.

Verder was het aandeel van de arbeidsomzetting aan de menselijke energiehuishouding rond 1900 groter dan vandaag de dag. Bovendien nemen tegenwoordig veel mensen nauwelijks nog goed de tijd voor het eten, het moet allemaal heel snel gaan, wat het succes van vet- en calorierijk fastfood verklaard. De volgende tabellen moeten het veranderde eetgedrag van de laatste 100 jaar verduidelijken.

De energiehuishouding van het lichaam

Aan de hand van het mechanisme waarmee het lichaam de met de voeding aangevoerde calorieën verwerkt, is enerzijds het ontstaan van overgewicht en anderzijds het veelvuldig mislukken van diëten te verklaren.

Het energieverbruik van het lichaam wordt door 3 factoren bepaald:

1. Basisomzetting

Als basisomzetting duidt men de energie aan, die voor het handhaven van alle lichaamsfuncties benodigd zijn. Dit vormt 50-70% van het totale energieverbruik. Zo heeft bijvoorbeeld een 25-jarige vrouw met 60kg lichaamsgewicht een basisomzetting van ca. 1440kcal/dag. De hoogte van de basisomzetting hangt in de eerste plaats af van de spieromvang, aangezien de spieren het grootste lichaamsorgaan vormen en daar het leeuwendeel van de energie verbrand wordt. De basisomzetting van een mens neemt met het ouderworden af. Een reden daarvoor is de afbouw van de spieromvang, maar ook veel stofwisselings- processen worden trager bij toenemende leeftijd en verbruiken daardoor minder energie. Gaat men er daarnaast nog van uit, dat mensen bij het ouderworden minder gaan bewegen, dan neemt ook het bewegingsafhankelijke energieverbruik af, zodat hier een verklaring voor de ouderdomsbepaalde gewichttoename te zien is, hoewel men niet meer eet dan vroeger.

2. Voedingsafhankelijk verbruik

Met dit verbruik wordt die energie bedoeld, die het lichaam moet opbrengen om het opgenomen voedsel te verwerken. Deze component vormt ca. 6-10% van het totale energieverbruik. In tegenstelling tot het verwerken van koolhydraten, waarvoor het lichaam relatief veel energie nodig heeft, worden opgenomen vetten in het voedsel door het organisme moeiteloos in lichaamsvet omgezet, wat wederom de problematiek van een vetrijke voeding onderstreept.

3. Arbeidsomzetting:

De arbeidsomzetting is die energie, die wij voor de beweging benodigen. Door sportieve activiteit kan de arbeidsomzetting verhoogd worden. Het vormt tussen 20-40% van het totale energieverbruik - het precieze aandeel hebben we zelf in de hand.

Na deze theorie kan principieel gezegd worden, dat er slechts dan een gewichttoename kan komen, wanneer het lichaam meer energie, dus voedingscalorieën opneemt, dan het verbruikt.

Een verdere eigenaardigheid van het menselijke lichaam is, dat het altijd probeert zijn gewicht te houden. Daarom schakelt het organisme bij het onthouden van voedsel, bijv. bij een dieet, over op de "waakvlam", dat wil zeggen dat de basisomzetting daalt. Daardoor raakt diegene die wil afvallen in een dilemma: des te meer hij hongert, deste minder calorieën verbruikt hij, en deste sterker daalt zijn basisomzetting.

Na bepaalde tijd van voedselonthouding begint het lichaam zijn reserves aan te spreken. Dat zijn dan eerst de reserves in de vorm van glycogeen uit de lever en de spieren. Omdat aan elk gram glycogeen ca. 4 gram water hangt, is het snelle gewichtsverlies aan het begin van een dieet met het verlies van water te verklaren. Wanneer de glycogeenreserves verbruikt zijn, begint het lichaam spiereiwit en vet te verwerken. Door een eiwitarm dieet met zeer weinig calorieën en gelijktijdig gebrek aan beweging komt het vooral in de eerste 2-3 dagen tot een snelle afbouw van spieren. Helaas schakelt het lichaam, zodra hij op de "waakvlam" staat, niet meer op "normaalgebruik" om. Zodoende is het organisme na de fase van de voedselonthouding een tijd lang nog op een zeer lage basisomzetting ingesteld. Worden nu weer de oude, voor het dieet gebezigde eetgewoonten toegepast, dan slaat het lichaam in eerste instantie vet op in de eerder afgebouwde vetcellen. Daardoor stijgt het lichaamsgewicht tot boven het startgewicht van voor het dieet en het aandeel aan vetweefsel is duidelijk hoger geworden, omdat veel spierweefsel door het dieet afgebouwd werd. Dit mechanisme wordt het beroemde en gevreesde jojo-effect genoemd. Met het oog op het functioneren van het menselijke lichaam is het met een tijdelijk uitgevoerd dieet niet mogelijk blijvend de gewenste gewichtsafname te realiseren. Een dieet kan daardoor alleen maar het "opstapje" naar doel van een gewenst gewicht zijn. Zo is het veel meer van belang oude eetgewoonten, die tot overgewicht hebben geleid, te herkennen en het eten en drinken duurzaam zo uit te kiezen, dat het smaakt, maar toch niet teveel is.

Familie en de sociale omgeving

Er bestaan ontelbare, deels strijdige, wetenschappelijke studies, hoe de externe invloed van het gezin en de omgeving het ontstaan van overgewicht beïnvloeden. Vooral over de vraag in welke lagen van de bevolking overgewicht vaker voorkomt zijn er nogal verschillende meningen. Onbetwist is daarbij, dat overgewicht in lagere sociale klassen vaker voorkomt, alleen de mate waarin wordt heftig bediscussieert. Ook de vraag hoeveel kinderen van ouders met overgewicht zelf ook overgewicht hebben, kan niet eenduidig beantwoord worden. Zo gaan sommige onderzoeken van 60% uit, terwijl andere studies zeggen dat tot 80% van de kinderen van ouders met overgewicht zelf ook overgewicht hebben, wat natuurlijk niet vreemd is, wanneer men ervan uit gaat, dat in de regel de kinderen de het eetpatroon van hun ouders overnemen. Andere belangrijke aspecten, waardoor het ontstaan van overgewicht door externe invloeden bepaald kan worden zijn:

1. Vele grote steden, maar ook toenemend kleinere steden, hechten er veel waarde aan een autovriendelijke stad te zijn, d.w.S. geld en plaats voor speelplaatsen, sportvelden, zwembaden enz. is niet beschikbaar. Dat betekent weer, dat de kinderen veroordeelt zijn thuis te spelen en zitten de hele voor de TV. Dit gedwongen gebrek aan beweging bespoedigt natuurlijk het ontstaan van overgewicht en overigens ook agressie en geweld.
2. Vele mensen zijn ontworteld en meer geïsoleerd als vroeger, daardoor zoeken velen in eten een vervangende bevrediging en troost, waardoor meestal meer calorieën worden opgenomen als noodzakelijk.
3. Bij ergernis, ruzie, verveling of in stresssituaties neigen veel mensen ernaar, deze onaangename situaties door voedselopname te compenseren; ook hier dient eten als vervangende bevrediging en kan zo tot overgewicht leiden. Tot deze categorie telt ook de typische TV-eter, die steeds iets te knabbelen bij de televisie nodig heeft.

Eetstoringen

In de laatste 30 jaar is vooral door het overdreven slankheidsideaal een sterke stijging in het aantal storingen in het eetgedrag van de bevolking van de ontwikkelde industrielanden te herkennen. Als belangrijkste storing kan hier genoemd worden:

  • Magerzucht (Anorexia) en eet-braak-zucht (Boulimie)
  • Terughoudend eetgedrag
  • "Eetaanvallen" (binge eating)
  • Premenstruaal syndroom

Magerzucht en eet-braak-zucht

De beide eetstoringen met de grootste groeicijfers in de laatste jaren zijn magerzucht (anorexia) en eet-braak-zucht (boulimie). Beide ziekten zijn gelijkaardige storingen en kunnen in elkaar overgaan. Kenmerkend voor deze beide vormen van eetstoring is de dwangachtige waan om zo weinig mogelijk te eten, en het gegeten voedsel zo snel mogelijk weer kwijt zien te raken. Dit gebeurd door het dwangmatig braken en vaak ook door het innamen van grote hoeveelheden laxeermiddelen. De gevolgen voor de gezondheid zijn o.a. een chronisch tekort aan mineralen, maagzweren, ontstekingen aan het spijskanaal, ze kunnen levensgevaarlijke vormen aannemen. Bovendien is er bij anorexia sprake van een sterk ondergewicht, waar mensen met overgewicht juist aan boulimie kunnen gaan lijden. Deze eetgedragstoringen worden vaak teweeg gebracht door een ingehouden eetgedrag. De oorzaken zijn echter van psychologische aard. Daarom is een behandeling van deze ziekten alleen door psychologische resp. gedragstherapeutische begeleiding mogelijk, en in bijzonder zware gevallen moet de behandeling in een kliniek plaatsvinden. Ingehouden eetgedrag:

Karakteristiek aan deze eetgedragstoring is, dat de "geremde eter" voortdurend in angst leeft te dik te zijn, resp. bang is om een paar gram aan te komen. Deze groep neigt er ook toe, regelmatig strenge diëten te volgen. Deze strenge zelfcontrole kan op lange termijn niet volgehouden worden en kan de voedingsbodem voor de ontwikkeling van boulimie en anorexia zijn. Lukt het echter deze rigide zelfcontrole flexibel toe te passen, bijv. doordat lievelingskost wel af en toe genomen wordt en kleine hoeveelheden zoetigheid toegestaan zijn, dan wordt hierdoor het gevaar verminderd.

Eetaanvallen (Binge Eating)

Tot 30% van alle mensen met overgewicht, maar ook slanke mensen die zichzelf te dik vinden, leiden aan eetaanvallen, het zogenaamde 'Binge Eating', waarbij enorme hoeveel-heden calorieën tot 10.000 kcal en meer verslonden worden. Na beëindiging van zulke eetaanvallen reageren de betroffenen met een slecht geweten, schuldgevoel en depressies, waardoor velen weer een streng dieet starten, om hun 'domme gedrag' weer te compenseren. Daardoor is te verklaren waarom een 'Binge Eating' vaak de eerste keer tijdens een slankdieet voorkomt; want bij een dieet zijn slechts weinig levensmiddelen, en meestal in kleine hoeveelheden, toegestaan. Vooral de meeste lievelingsgerechten en tussendoortjes zijn verboden. Dit kan tot bepaalde onthoudingsverschijnselen leiden, en de aantrekkingskracht van 'het verbodene' wordt steeds sterker, en wanneer tenslotte de remmen het begeven, kan het tot een ongecontroleerde eetaanval komen. Daarna zijn de betroffen weer overgeleverd aan schuldgevoelend en depressies, en er wordt weer een rigide dieet gestart, en zo gaat deze vicieuze cirkel maar door.

Op deze plaats moet echter vermeld worden, dat niet elke spontane beëindigen van een dieet met 'Binge Eating' vergeleken mag worden. Een ongecontroleerde eetaanval wordt namelijk door een niet meer aanwezig gevoel van verzadiging gekenmerkt, waardoor zich de enorme hoeveelheden aan genuttigde calorieën laten verklaren Deze groep betroffen personen, en alleen dan, in geval van overgewicht, is aan te raden geen al te streng dieet te volgen, en bovendien moet in bepaalde mate tijdens een dieet lievelingsgerechten toegestaan zijn.

Premenstruaal syndroom

Deze eetstoring wordt door menstruatieafhankelijke veranderingen in de hormoonhuis-houding opgeroepen, waarop vele vrouwen voor het begin van de maandelijkse bloeding met meer of minder sterke humeurwisselingen reageren en die vaak met depressiviteit verbonden zijn. Veel vrouwen hebben dan geeuwhonger en hebben de ervaring dat het eten van zoetigheid hun humeur verbeterd. Deze geeuwhongeraanvallen kunnen zover gaan, dat daarbij vele calorieën verteerd worden, woordoor overgewicht kan ontstaan resp. een bestaand gewichtprobleem versterkt wordt. De vrouwen die door het premenstruale syndroom getroffen worden, zouden moeten proberen door regelmatige kleine maaltijden de geeuwhonger te voorkomen. Wanneer de geeuwhonger dan toch komt, kunnen het beste fruit of caloriearme koolhydraten (bijv. brood, rijst, macaroni, aardappels) gegeten worden.

Bewegingstekort

In de laatste 20-30 jaar is het aandeel energie, die wij voor onze beweging moeten opbrengen (= arbeidsomzetting), met gemiddeld 200 tot 400 kcal gedaald. Helaas leidt echter juist deze ontbrekende lichaamsactiviteit in twee opzichten tot een positieve energiebalans, d.w.z. er worden meer calorieën opgenomen, dan daadwerkelijk verbruikt. Ten eerste worden door het bewegingstekort minder calorieën door het lichaam verbrand. Ten tweede, en dat is op den duur nog veel erger, bouwt het lichaam bij te weinig lichamelijke activiteit spiermassa af, wat enerzijds de vorming van vetcellen bevordert en anderzijds de basisomzetting verlaagt, wat weer het ontstaan van overgewicht bevordert.

Zo is bewegingstekort een van de hoofdoorzaken voor de toename van overgewicht in de westerse industriestaten, en dit geldt in het bijzonder voor het stijgende aantal kinderen met overgewicht in Midden-Europa en in de Verenigde Staten. Want zelfs kinderen bewegen in onze moderne maatschappij steeds minder. In plaats van verstoppertje spelen, touwtje springen en rolschaatsen brengen de kids vandaag de dag liever hun tijd door voor de TV of de computer. In Engeland bijvoorbeeld kijkt een kind gemiddeld 26 uur per week naar de TV. Terwijl tegenwoordig gelukkig machines voor het grootste deel het zware lichamelijke werk vervangen en daardoor het werk verlichten, ligt het aan ons, hoe wij ons in onze vrije tijd fit lichamelijk fit houden, bijv. door te sporten.

 

 

 

wsylvester@freemail.nl

telefonisch contact kan ook: 06-51696905

2005